Snellegem kent een belangrijke rol in de geschiedenis van West-Vlaanderen. Het wordt beschouwd als de oudste nederzetting in de Brugse vlakte. Het was een Merovingisch kroondomein met als centrum van de fiscus "Het Oosthof", waar de vertegenwoordiger van het Merovingische gezag resideerde en van waaruit o.m. de belastingen werden geïnd. Onder de regering van koning Dagobert (629-639), die de missionering in de hand werkte, kwamen Sint-Elooi en zijn volgelingen naar deze streek. Waarschijnlijk in het midden van de 7de eeuw werd vlakbij de centrale hoeve van de fiscus een eerst kerkje gebouwd, gewijd aan Sint-Stefanus. Deze kerk is de fiscuskerk, wellicht de eerste kerk van de kustgouw Vlaanderen, moederkerk van vele kerken in de buurt.
In 941 schenkt de Graaf van Vlaanderen de oostelijke helft van zijn fiscus aan de Sint-Pietersabdij in Gent. In de schenkingsake van 941 wordt het domein als "Snethlingehem" vermeld. Later komen volgende namen voor: "Snellinghem" tussen 950 en 1050, "Snellegee" in 1196 en "Snellegeem" of "Sneldeghem" in de 13de eeuw. Dit zou betekenen: "de woonplaats van de afstammeling van Snello of Snethlo". Bij de wording van het graafschap Vlaanderen onder Boudewijn I, werd Snellegem een grafelijk bezit. Dan werd wellicht door de heer van het Oosthof een nieuwe kerk gebouwd; zij wordt vermeld rond 953 onder Arnulf I.
Op het einde van de 11de eeuw krijgen bisschoppen en abdijen stilaan het patronaatschap over kerken. De kerk van Snellegem werd aan de abdij van Sint-Kwinten-op-de-Berg in Vermanesië geschonken. Deze monniken bouwden rond 1150 een romaanse kruiskerk, onder de aanroeping van Sint-Elooi, stichter van de oorspronkelijke kerk en in de 12de eeuw een belangrijke volksheilige. Deze kerk in veldsteen had een achtkantige middentoren, die samen met de opstand van het middenschip bewaard is gebleven.
Belangrijk voor de geschiedenis van Snellegem is het vermoeden dat Jacob van Maerlant tijdens de 13de eeuw een tijdlang in Snellegem heeft gewoond voor hij naar Damme verhuisde. Hij zou een tijdje als klerk van Gerardus van Rode, Heer van Snellegem, op het Oosthof geresideerd hebben.
De ontginning van het "Vloethemveld" neemt een belangrijke plaats in binnen de geschiedenis van Snellegem. Ze is te relateren aan de grote ontginningsbewegingen van het heidelandschap in noordelijk Binnen-Vlaanderen, vanaf ca. 1000. Ten zuiden van Brugge bevonden zich grote heidevelden die vaak als één geheel onder de naam Bulskampveld bekend zijn. Dit enorme veld liep van Lichtervelde tot aan Eeklo en Aalter, maar kan opgesplitst worden in een aantal kleinere entiteiten. Het Vloethemveld bijvoorbeeld, behoort tot een groot heidegebied, het Lichterveldeveld, dat liep vanaf Lichtervelde tot Loppem. Aan de noordzijde daarvan lagen kleinere heidevelden zoals het Vloethemveld. De gronden van het Vloethemveld waren drassig en konden moeilijk in teelt gebracht worden. Vanaf de 13de eeuw werden dijken opgeworpen om het water tegen te houden. Deze ingrepen konden slechts uitgevoerd worden door grote ontginningsondernemers zoals grafelijke ambtenaren en landmeters, rijke patriciërs en abdijen. In 1296 schonk graaf Gwijde van Dampierre veld en heidegrond van het huidige Vloethemveld aan het Sint-Janshospitaal in Brugge. Op traditionele wijze probeerde het Sint-Janshospitaal een deel van deze laaggelegen gronden te ontginnen door de uitbouw van hoeven: het "Hildeghemhof" en de "Vloethemhoeve" in Snellegem en "Noortweghe" in Zedelgem dateren uit deze fase.
Door de aanleg van dijken ontstonden aan de zuidzijde moerassige gronden en vijvers en aan de noordzijde van de dijken droge weilanden, waarin o.m. de Vloethemhoeve te situeren valt. In de vijvers werd vis gekweekt. Pas vanaf het derde kwart van de 18de eeuw werden het moerassige gebied en de vijvers drooggelegd en bebost. Het huidige boslandschap met aangelegde dreven is het resultaat van deze recentste landschapswijziging. Voor deze laatste ontginningsfase richtte het Sint-Janshospitaal een aantal bijkomende pachthoeves en een boswachterswoning in het Snellegemse deel van het Vloethemveld op. Wanneer midden 19de eeuw in heel Vlaanderen een economische crisis uitbreekt, ontstaan vanuit deze grotere ontginningshoeves kleine "postjes" om de meiden en knechten van de hoeves de mogelijkheid te geven in hun eigen onderhoud te voorzien.
De 19de eeuw wordt Snellegem, zoals de meeste dorpen in de streek, gekenmerkt door een aantal grote bouwactiviteiten, die tot op vandaag het karakter van de gemeente bepalen. In het midden van de 19de eeuw wordt een nieuwe molen gebouwd in Snellegem, de "Boerenmolen", die een combinatie vormde van water- en windmolen en momenteel beschermd is als monument.
Een probleem tijdens het derde kwart van de 19de eeuw dat we op veel plaatsen aantreffen is de slechte staat van de oude parochiekerken tegenover de sterk groeiende geloofsgemeenschap, wat aanleiding gaf tot nieuwbouwplannen. Een ontwerp van Pierre Nicolas Croquison uit 1862 werd door de Koninklijke Commissie voor Monumenten afgewezen. Architect Antoine Verbeke ontwierp in 1887 ten slotte een neogotische nieuwbouw, waarvoor de oude kerk volledig moest worden gesloopt. De Koninklijke Commissie voor Monumenten kon het behoud en de restauratie van het romaanse schip en de vieringtoren afdwingen. De rest van de kerk – het gotische koor, de kruisbeuk en de zuidelijke zijbeuk – werden gesloopt. De nieuwe neogotische kerk werd ca. 1892 op een erg aparte, kenmerkende manier gecombineerd met de romaanse kerk, die tot ver in de 20ste eeuw louter als bergruimte gebruikt werd.
Een ander typerend element in het dorp is het kasteel dat door de Kasteeldreef met de dorpskern verbonden is. Baron Edmond le Bailly de Tilleghem liet het kasteel in 1874-1875 optrekken op een onbebouwd domein ten zuiden van de "Oudenbugschen Heerweg". Rond het kasteel werd een ruim beboomd park in Engelse stijl aangelegd, nu verkaveld tot een residentiële wijk die aansluit bij Varsenare.
Net als in de naburige gemeenten Zerkegem, Stalhille en Varsenare, en tevens volgens hetzelfde typeplan, wordt in 1873 de gemeenteschool opgericht naar ontwerp van provinciaal bouwmeester P.F. Buyck. Deze school verving het gemeenteschooltje dat in 1866 tegenover de kerk was ingericht. De Zusters van Liefde van Heule organiseerden daarnaast het vrije onderwijs in Snellegem van 1883 tot 1995. Het hoofdgebouw van hun school werd opgetrokken in 1883 in opdracht van Anselmus van Caloen de Basseghem-de Croeser de Berges, grootgrondbezitter in Snellegem en Varsenare.
De Eerste Wereldoorlog had belangrijke gevolgen voor Snellegem. Het Duitse leger legde in 1916 langs de Oudenburgweg een groot vliegveld aan, waardoor de omgevende hoeves en het kasteel in een gevaarlijke zone kwamen te liggen. De gronden tussen de Kasteeldreef, Oudenburgweg (toen Zandstraat), Gistelsteenweg en in het westen van de Krauwerstraat, werden door het vliegveld ingenomen. Er werden talrijke loodsen en bunkers gebouwd, waarvan vandaag niets meer overblijft. In het voorjaar van 1918 begint het Duitse leger met de aanleg van een reserve- of uitwijkvliegplein tussen de Eernegemweg, Zomerweg en de Kouter. In het Vloethemveld bouwde de Duitse bezetter een hele reeks houtovens, van waaruit houtskool naar het front werd vervoerd. Een groot deel van het Vloethemveld werd daardoor ontbost. Op het grondgebied van Aartrijke en Zedelgem werden daarnaast ook nog meer dan zeshonderd houten barakken, spoorlijnen en munitieopslagplaatsen opgericht.
Snellegem kwam zeer beschadigd uit de oorlogsperiode. Wellicht daarom besloot het Belgische Ministerie van Defensie om op het Vloethemveld een munitieopslagplaats te bouwen. In 1924 werd 127 ha grond onteigend van de Burgerlijke Godshuizen te Brugge, de opvolgers van het voormalige Sint-Janshospitaal dat sinds de middeleeuwen de meeste gronden in het Vloethemveld bezat. De opslagplaats werd op het grondgebied van Snellegem, Aartrijke en Zedelgem opgericht; de gebouwen bevinden zich op vandaag vooral op grondgebied van Zedelgem. Terwijl de rest van het Vloethemveld na de oorlog opnieuw werd bebost, kon op het militaire domein de heide opnieuw ontstaan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het Belgische militaire domein door het Duitse leger in gebruik genomen. Vanaf 1944 richtten de Engelsen er een krijgsgevangenkamp in. Na de oorlog werd de infrastructuur opnieuw door het Belgische leger in gebruik genomen. In 1995 ten slotte, werd het munitiedepot door legerhervormingen overbodig. Het domein kon zich door het beheer van de militaire overheid ontwikkelen tot een uniek natuurgebied. Bij ministerieel besluit van 9 juni 1995 is daarom een deel van het Vloethemveld beschermd als landschap.
RUIMTELIJKE STRUCTUUR EN BOUWKUNDIG ERFGOED
Snellegem heeft een onregelmatig gevormd grondgebied, waarvan het grootste deel ten zuiden van de Gistelsteenweg is gelegen, in de zandstreek. De historisch gevormde dorpskern ligt aan de oostgrens van dit deel van de gemeente, wat volgens sommige auteurs aangeeft dat het oorspronkelijke grondgebied van de parochie oostelijk veel verder doorliep. Opvallend is de lange, smalle uitloper die ten noorden van de Gistelsteenweg doorloopt in het poldergebied tot aan het kanaal Gent-Oostende.
De kern van Snellegem wordt gevormd door de historische en architecturaal uitzonderlijke combinatie van "Het Oosthof" (Oostmoerstraat nr. 1) en de Sint-Eligiuskerk (Kerkeweg z.nr.). Om de uitzonderlijke historische waarde van deze site beter te kunnen begrijpen, voert een internationaal archeologisch team onder leiding van Prof. Dries Tys (VUB) een niet-destructief, geofysisch en magnetometrisch archeologisch onderzoek uit, zowel op de gronden rondom het Oosthof als bij de kerk.
Het Oosthof is een historische hoeve met monumentaal gotisch poortgebouw en 16de-, 17de- en 18de-eeuwse hoevegebouwen. De als monument beschermde site is ontstaan als de centrale hoeve van een Merovingisch kroondomein of fiscus. Het ontwikkelde zich door de eeuwen heen tot de kern van een erg belangrijke heerlijkheid, bestaande uit kasteel en neerhof op een enorm, dubbel omwald erf.
De Sint-Eligiuskerk is de parochiekerk van Snellegem en bestaat uit een combinatie van een romaanse en een neogotische kerk. De neogotische basilicale kerk werd in 1892-1893 gebouwd naast de 12de-eeuws romaanse kerk, wat een heel ongewone optie was in de 19de eeuw. Het was een ontwerp van architect Antonius Verbeke (Brugge), die door de westelijke oriëntering van de nieuwe kerk de inplanting op het bestaande perceel mogelijk maakte, met ingangsportaal gericht naar de Kerkeweg. De toren en oude gedeelten van de Sint-Eligiuskerk werden beschermd als monument bij K.B. van 19 april 1937, waarmee het een van de oudste beschermingen in België betreft.
Tot ver in de 19de eeuw bestond de dorpskern van Snellegem uit een kleine concentratie woningen en hoeves rond deze twee monumenten. Vermeldenswaardig zijn de huizen rond de kerk, nl. Kerkeweg nrs. 2, 5 en 6, resp. mooie dorpswoning, hoeve met herberg en kosterwoning, allemaal gebouwen met oudere kern die in de 19de eeuw werden aangepast tot hun huidige vorm. De pastorie die eeuwenlang tussen het Oosthof en de kerk gelegen was, werd in de 20ste eeuw afgebroken.
Vanaf het einde van de 19de eeuw evolueerde Snellegem naar een straatdorp. Vanuit de dorpskern werden de straten steeds meer bebouwd, met lintbebouwing langs de Kerkeweg en de Eernegemweg. Tussen de verspreide 19de-eeuwse of oudere hoeves en dorpswoningen, werden nieuwe woningen ingeplant, allemaal in een bescheiden, traditionele vormgeving. De woningen uit het derde kwart van de 19de eeuw zijn traditionele breedhuizen van een of twee bouwlagen met gepleisterde of gecementeerde lijstgevel. Een opvallend neoclassicistisch gebouw is de gemeenteschool gebouwd in 1873, gebouwd volgens hetzelfde typeplan van de provinciaal architect Pierre François Buyck (Brugge) als in de omliggende dorpen Jabbeke, Varsenare en Zerkegem (Eernegemweg nrs. 32-34). In de Eernegemweg werd ca. 1910 een aantal woningen gebouwd van twee bouwlagen met een lijstgevel in rode baksteen met lijsten in sierbaksteen. Ook in het interbellum volgde een zichtbare aanvulling van het huizenlint, met een tweetal woningen met duidelijke modernistische stijlkenmerken.
20ste-eeuwse uitbreidingen van de dorpskern zijn te vinden ten zuiden van de Eernegemweg, op gronden van het middeleeuwse "Westhof", die vanaf de jaren 1930 werden verkaveld en verkocht voor de bouw van nieuwe woningen. De langgestrekte, in kern 19de-eeuwse hoeve in Westmoere nr. 23, geprangd tussen de moderne eengezinswoningen, geeft nog steeds de locatie weer van het eertijds volledig omwalde "Westhof", eeuwenlang de tegenhanger van het Oosthof. Een tweede groep woningen is de villaverkaveling op gronden van het kasteeldomein van Snellegem, die aansluit bij de grote residentiële wijk van Varsenare ten zuiden van de Oudenburgweg.
Behalve deze vrij kleine bewoningsconcentraties heeft Snellegem een zeer landelijk karakter. Geografisch gezien hoort de site tot zandig Vlaanderen, wat meestal samen gaat met bescheiden, kleinere hoeves. De ontginning van het historische heidelandschap Vloethemveld zorgde er echter voor dat in de zuidelijke helft van Snellegem een interessante concentratie van hoeves aanwezig is. Bij M.B. van 9 juni 1995 is een deel van het Vloethemveld beschermd als landschap. Het gebied is vijfhonderd hectaren groot en omvat naast het voormalige militair domein op Zedelgem ook de laaggelegen meersen in Snellegem en de omringende bossen. Het beschermde gebied kan omschreven worden als een grootschalig, halfopen complex van landbouwgronden, hoofdzakelijk graslanden en in het midden een relatief grote boskern van driehonderd hectare. De bosstructuur is gesloten met een sterke afwisseling van naald- en loofhout. De weilandcomplexen richting Snellegem behoren tot de oude ontginningsgebieden. Een paar kasseiwegen en de historische hoeves aan de rand van het gebied behoren ook tot het beschermde landschap. Het Sint-Janshospitaal nam sinds de 13de eeuw de ontginning van het Vloethemveld voor zijn rekening. Daarvoor stichtte het een aantal grote pachthoeves, waarvan de als monument beschermde "Vloethemhoeve" (Woudweg naar Zedelgem nr. 19) en het "Hildeghemhof" (Vloethemveldstraat nr. 1) de belangrijkste hoeves zijn. Het betreft grote hoeves met losse bakstenen bestanddelen onder pannen zadeldaken, gelegen op ruime, oorspronkelijk omgrachte erven. De witgekalkte 17de- of 18de-eeuwse boerenhuizen zijn van het langgestrekte type met geïncorporeerde stallingen en worden getypeerd door een ruime opkamer boven een hoge kelder. Grote 18de- of 19de-eeuwse schuur- en stalgebouwen wijzen op de moeilijke, maar uiteindelijk wel geslaagde ontginning van het onvruchtbare heidegebied. In de 18de eeuw startte een tweede ontginningsfase van het gebied, waarbij men zich concentreerde op de bebossing en drooglegging van de vijvers. In deze fase liet het Sint-Janshospitaal bijkomende hoeves optrekken, uitgebaat vanuit de twee centrale hoeves en zeer gelijkaardig van type en samenstelling. De hoeves in het Vloethemveld sluiten typologisch dus naadloos aan bij de hoeves die in de meer noordelijke Noordzeepolders werden opgericht. Een interessant element in het Vloethemveld is de boswachterswoning die in het kader van de bebossing eind 18de eeuw werd opgericht (Woudweg naar Zedelgem nr. 24).
Ook in de rest van Snellegem zijn gelijkaardige middelgrote tot grote hoeves aanwezig met een geschiedenis die tot in de middeleeuwen terug gaat. Vandaag doen ze zich eerder voor als hoeves met doorgaans 18de- of 19de-eeuwse losse bakstenen gebouwen onder zadeldaken, nl. boerenhuis met opkamer en aansluitende stallen, grote dwarsschuur met geïncorporeerde stallen of wagenhuis, stalvolume en bakhuis. Oorspronkelijk waren de erven meestal door een walgracht omgeven. Een van de oudste hoeves is gelegen in de Oostmoerstraat nr. 44, met 17de-eeuws boerenhuis.
Op de Gistelsteenweg nr. 206 vinden we een eind-19de-eeuwse hoeve met een tabaksast die in 1943 werd opgetrokken. Dit gebouw kan gerelateerd worden aan de sigarenindustrie die vanaf het interbellum in Jabbeke ontstond. Een ander opmerkelijk en eerder atypisch gebouw in de streek is het hoevegebouw in vakwerk (Woudweg naar Zedelgem nr. 14).
Andere typisch 19de-eeuwse elementen die de landelijke gemeente Snellegem typeren zijn de "Boerenmolen" en het Kasteel van Snellegem. De Boerenmolen (Oude Bruggeweg nr. 3) is een karakteristiek eind-19de-eeuws complex van een hoge, donkerrode romp van een stellingmolen waaraan een molenaarshuis en voormalige watermolen op de Waalbeek zijn gekoppeld. Het geheel is beschermd als monument, inclusief de gasmotor. De omgeving, met visvijver, een deel van de Waalbeek, en een aantal (grotendeels verbouwde) hoeves, is beschermd als landschap.
Het eclectische kasteel van Snellegem is in 1874-75 in opdracht van baron Edmond le Bailly de Tilleghem opgetrokken in een ruim landschapspark met serpentvijver. Na de Tweede Wereldoorlog werd het kasteeldomein volledig verkaveld, waarbij het kasteel en de remises tussen de villabebouwing zijn geïntegreerd (Kasteeldreef nrs. 5, 10 en 16-18).
www.jabbeke.be
DE SEYN E., Geschied- en aardrijkskundig woordenboek der Belgische gemeenten, deel 2, Brussel, s.d., p. 1389-1390.
DENDOOVEN L., Dorpen in de Brugse vlakte, Lissewege, 1956, p. 28-29.
DENDOOVEN L., Dit is West-Vlaanderen, deel 3, Sint-Andries, 1962, p. 2205-2207.
DESMEDT M., De kerkgeschiedenis te Snellegem, in Brugs ommeland, jg. 22, nr. 2, 1982, p. 161-210.
DESMEDT M., Bedenkingen bij onze dorpskern, in Snellinghem, jg. 5, nr. 3, 1992, p. 517-520.
DESMEDT M., Onze dorpskom van 1800 tot 1900, in Snellinghem, jg. 6, nr. 1, 1993, p. 490-497.
DESMEDT M. en MAES R., Toen de Duischers binnen het dorp kwamen… Snelleghem 1914-1918, Aartrijke, 1994.
DESMEDT M, Het ontstaan van onze gemeente en de oudste documenten, in Snellinghem, jg. 16, 2003, p. 3-16.
HASQUIN H. (red.), Gemeenten van België. Geschiedkundig en administratief-geografisch woordenboek, deel 2 (Vlaanderen-Brussel), Brussel, 1980, p. 1282-1283.
Het Vloethemveld, Open Monumentendag 12 september 2004, Jabbeke/Zedelgem, 2004, p. 6-8.
HOLLEVOET Y., Een luchtfoto opgegraven. Middeleeuwse landelijke bewoning langs de Meersbeekstraat te Snellegem (gem. Jabbeke, prov. West-Vlaanderen). Interimverslag 1992, in Archeologie in Vlaanderen, 11, 1992, p. 227-235.
HOLLEVOET Y., Sporen in het Snellegemse gras. Het archeologisch onderzoek langs de Meersbeekstraat te Jabbeke, in Brugs ommeland, jg. 34, nr. 3-4, 1994, p. 131-147.
MAES R., Snellegem in vergeelde foto's, s.l., 1987.
MAES R., De autosnelweg E5 te Snellegem, in Snellinghem, 8, 1995, 3, p. 826-827.
NOTERDAEME J. en DEKKERS E., Sint-Eligius in de Pagus Flandrensis. De kerk te Snellegem, in Sacris Erudini, jg. 7, 1955, p. 140-161.
NOTERDAEME J., De fiscus Snellegem en de vroegste kerstening in het westen van Brugge, in Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, Deel XI, 1957, p. 49-128.
PAROCHIEBOEK van Leke, Lombardsijde, …, Zerkegem, Handzame, 1975, s.p.